Sinds de recente stakingen bij Ryanair zijn low-costmaatschappijen het doelwit van tal van critici. Nu luidt de vraag: is de veiligheid van zulke vluchten effectief in gevaar?
In dit artikel doorprikken we 3 misvattingen die de ronde doen over low-costvluchten zoals die van Ryanair. In een interview met Sudpresse biedt Bart Boeckxstaens, ervaren piloot bij TUI, meer duidelijkheid.
“Om de laagste prijs te garanderen, zijn vliegtuigen uitgerust met een minimum aan kerosine” is een stelling die in het overgrote deel van de gevallen helemaal niet klopt. Er zijn strikte regels verbonden aan kerosinegebruik. Zo moet er telkens een positieve marge zijn van 3% (berekend op de bestemming) en moet het toestel over voldoende kerosine beschikken om in geval van nood de dichtstbijzijnste luchthaven te kunnen bereiken, ook rekening houdend met het feit dat er eventueel in de lucht moet worden gewacht op toestemming van de verkeerstoren.
Op veiligheid wordt nooit bespaard. Dat er weinig ongevallen gebeuren in de lucht, heeft dan ook alles te maken met de strikte regels die errond bestaan. Als er al bespaard wordt, is dat op comfort. Low-costmaatschappijen die vliegtuigen kopen, bestellen doorgaans “basismodellen”.
In tegenstelling tot wat velen denken, bestaat er geen link tussen turbulentie en de staat van het vliegtuig. Bart Boeckxstaens geeft uitleg: “Turbulentie is onaangenaam maar daar stopt het ook. Een lijnvliegtuig komt aan snelheden van 1.000 km/u terwijl de snelste windvlagen 400 tot 500 km/u halen”. In het slechtste geval “valt” zo’n toestel 10 tot 50 meter. Dat kan veel lijken, maar voor wie zich 10 kilometer boven de grond bevindt is het een kwestie van “gebrekkig comfort”.