Als je een gemeubelde vakantiewoning verhuurt gebeurt het wel eens dat er bij het einde van de huur huurschade is. Denk daarbij bv. maar aan het geval dat de huurder een aantal borden of glazen liet vallen of grote vlekken veroorzaakte op het vasttapijt.
Het uitgangspunt is alvast dat je huurder instaat voor de schade die hij aan je huurpand veroorzaakt. Hij staat daarnaast ook in voor schade die door zijn huisgenoten of bv. bepaalde genodigden aan je onroerend goed (of de inboedel die je mee verhuurt) wordt toegebracht.
Alleen zal jij als verhuurder de huurschade moeten kunnen bewijzen. En daar durft het schoentje wel eens te wringen. Het volstaat niet een bepaling op te nemen in de huurovereenkomst waarin de huurder verklaart het gehuurde pand in goede staat te hebben ontvangen.
Zorg er integendeel voor dat je over een omstandige tegensprekelijke plaatsbeschrijving beschikt waarin ook wordt opgelijst welke inboedel er in de woning aanwezig is. Bij gebreke aan zo’n plaatsbeschrijving riskeer je het bewijs niet te kunnen leveren.
Zorg er ook voor dat er bij het einde van de huur een nieuwe rondgang plaatsheeft om te zien of er schade is. Is dat het geval, maak dan een afsluitende staat op die je de huurder ook laat tekenen. Je kan meteen trachten om met de huurder een regeling te treffen waarbij (een deel van) de waarborg aan jou toekomt.