

In de zuidelijke Atlantische Oceaan, op 2.787 km van Zuid-Afrika, ligt dit vulkanisch eiland dat tot het Verenigd Koninkrijk behoort. Er is geen luchthaven en het is enkel toegankelijk via schepen vanuit Kaapstad… als het weer het toelaat. Het kleine dorp met een koninklijke naam, Edinburgh of the Seven Seas, telt zo’n 250 inwoners die deels zelfvoorzienend leven.
Het dagelijks leven wordt bepaald door landbouwseizoenen, visvangst, af en toe een vulkaanuitbarsting (zoals die in 1961 die tot evacuatie leidde), en een bijna stam-achtige solidariteit. Alles wordt gedeeld: grond, vee, en nieuws dat per boot of radio aankomt. Wat voor velen een logistieke nachtmerrie lijkt, is voor de bewoners een levenswijze.
Dit Chileense eiland, meer dan 2.000 km verwijderd van elk ander bewoond land, is beroemd om zijn moai, de mysterieuze monumentale beelden die naar de oceaan turen. Maar achter de postkaartbeelden schuilt een vrij rustig dagelijks leven: ongeveer 7.700 inwoners, die afhankelijk zijn van toerisme en zee-import.
De luchthaven Mataveri is hun enige luchtverbinding met de buitenwereld, maar vliegen is duur. Dit stukje vulkanische grond is niet alleen afgezonderd, maar ook diep doordrongen van een unieke cultuur, ontstaan uit Polynesische volkeren en gevormd door isolement. In de afgelopen decennia zijn de voorzieningen er echter aanzienlijk op vooruitgegaan – een teken van de moderne tijd.
Waarschijnlijk het meest romantische eiland van de drie. De ongeveer veertig inwoners, afstammelingen van de muiters van de Bounty en Tahitiaanse vrouwen, leven op een eiland van 47 km², midden in de Zuidelijke Stille Oceaan.
Er is geen luchthaven en geen echte haven: om er te geraken moet je op een vrachtschip stappen vanuit Tahiti of Nieuw-Zeeland, en aanmeren met een kleine boot. De scholen hebben moeite om open te blijven, en het eiland zoekt voortdurend nieuwe bewoners (zonder veel succes). Ondanks de ruige schoonheid en een geschiedenis die zo uit een roman lijkt te komen, is het leven op Pitcairn hard.