

De populairste bestemming voor buitenlandse strandtoeristen is de Albanese Rivièra langs de zuidelijke Ionische kust, waar de bergen een steil duik lijken te nemen in de zee. Hier liggen de mooiste zandstranden, ten zuiden van Vlora, de toegangspoort tot dit gebied met een geplande luchthaven, veerverbindingen naar Italië en nieuwe moderne gebouwen. De bekendste badplaatsen zijn Radhima, Orikum, het schiereiland Karaburun (alleen per boot bereikbaar), Dhërmi en Himara. Verder naar het zuiden, tegenover het Griekse eiland Corfu en kortbij de site van Butrint, liggen Saranda, Ksamil en Manastiri, met familiehotels, villa’s en vakantiewoningen. Toch ontbreekt het hier duidelijk aan samenhang in de toeristische ontwikkeling.
Ook de meren vormen een toeristische troef. In het noorden ligt het meer van Shkodra, op de grens met Montenegro. Het is een officieel beschermd natuurgebied met 240 vogelsoorten. De omvang van het meer varieert in functie van de neerslag. In het zuiden ligt het zoute meer van Butrint, dat in verbinding staat met de Ionische Zee en centraal ligt in het gelijknamige nationaal park, een mozaïek van vlaktes, bossen, moerassen en bergen. Hier leven bijna 250 vogelsoorten, reptielen en amfibieën, en voor de kust zelfs de een zeehondensoort uit de Middellandse Zee.
In het zuidoosten, op de grens met Noord-Macedonië, ligt het magnifieke Ohridmeer. Het is geklasseerd als UNESCO-werelderfgoed en biedt een plek voor rust en bezinning rond de stad Pogradec.
Maar het grootste pluspunt van een reis of rondrit door Albanië, misschien nog meer dan de kust, zijn de bergen. Deze bedekken 70% van het land en herbergen geheime valleien en verloren dorpen. In het noorden, aan de grens met Montenegro en Kosovo, liggen de Dinarische Alpen. Daar vind je onder andere de afgelegen vallei van Theth. Meerdere bergketens strekken zich uit tot aan de Griekse grens, met als hoogste punt de Korabberg (2.751 m), op de grens met Noord-Macedonië. Veel wandelaars gebruiken Berat als uitvalsbasis voor trektochten in de omliggende bergen.
De zuidelijke bergregio’s zijn bijzonder aantrekkelijk. In een ruig decor van met gras begroeide hellingen en kleine bergpassen, bevolkt door schapenkuddes en herders (waar ook wolven en beren voorkomen), is de smalle weg tussen Gjirokastra en Korça spectaculair. Je maakt er kennis met ongerepte landschappen en zeldzame dorpen.
Spijtig genoeg zijn ecologische gewoontes nog niet ingeburgerd. Of het nu aan de kust is of in de bergen, de natuur lijdt nog steeds onder zwerfvuil en afval dat achteloos wordt achtergelaten. Toch valt er veel te ontdekken, zoals de vallei van de Vjosa-rivier, de laatste ‘wilde’ rivier van Europa die nog niet door dammen is onderbroken – al zijn daar wel plannen voor. De Bistritza-rivier biedt een andere bijzonderheid: één van haar bronnen is een ‘resurgentie’, een rivier die na een ondergrondse loop weer aan de oppervlakte komt. Na een aangename, toegankelijke wandeling tussen beboste hellingen, zie je hoe een heldere, ijskoude stroom rechtstreeks uit de bergwand opwelt. Dit ‘Blauwe Oog’, zoals het fenomeen heet, symboliseert op wonderlijke wijze de natuurlijke rijkdom van het land.