

Een paradoxale houding, maar wel één die ik kan begrijpen. Als je je ergens echt goed voelt, wil je immers niet dat die omgeving verstoord raakt.
Het is dus een riskante oefening, maar ik durf het zonder al te veel vrees aan. Massatoerisme is in Madagaskar immers vandaag niet aan de orde, noch morgen, en het eiland is zo uitgestrekt dat er voor elk wat wils is. Dit zijn zijn de plekken die mij raken.
Een klein buurtcafé in Toliara, aan de zuidwestkust. Het café heeft geen naam, al noemen de vaste klanten het naar de ietwat aangepaste voornaam van de eigenaar: bij RaWill – hij heet William, en het ‘Ra’-voorvoegsel dat aan de afgekorte naam werd toegevoegd, is een manier om ‘meneer’ te zeggen.
Er staan vier wankele tafeltjes op het terras, en nog enkele binnen in twee kleine zaaltjes aan de zijkant en achteraan. Buurtbewoners komen erlangs en stoppen soms even, maar vergeten nooit om de uitbater of zijn vrouw te begroeten, of om hen bij feestdagen hun wensen toe te spreken. Soms vormt zich een grote tafel met vrienden of familie, en dan blijven de aanwezigen er de hele dag.
Deze wijk was vier jaar lang mijn thuis. Ik ben er nooit heel ver van weggeweest en ik keer er altijd terug, het voelt als thuiskomen.
Antalaha, aan de noordoostkust, is de zelfverklaarde hoofdstad van de vanille. De stad vaart wel bij de economische opbrengsten van deze teelt, het ‘zwarte goud van Madagaskar’.
Langs de Indische Oceaan loopt een promenade van de haven naar meer landelijke plekjes. Een drukbezochte markt biedt vroege vogels (zoals ik) koffie, bananencake en andere eenvoudige maar smakelijke ontbijtjes, terwijl de handelaars hun waar uitstallen.
Het verkeer op de nationale weg die de stad in tweeën snijdt, is soms druk, maar over het algemeen heerst er in Antalaha een aangename rust.
Mahajanga, in het westen, is een ander soort kuststad. Ze is groter dan Toliara, minder regenachtig dan Antalaha, en staat bekend om de reuzenbaobab die in het stadscentrum groeit. Toeristen, zowel Malagassische (de inheemse bevolking van Madagaskar) als buitenlandse, laten zich er steevast mee fotograferen.
Ik wandel langs de kustweg, eet ‘s avonds spiesjes (masikita) met gegrilde maniok – het lichte diner-equivalent van het ontbijt in Antalaha.
De mooiste stranden liggen buiten de stad, wat mij goed uitkomt. In het centrum voel je immers meer het kloppende hart van het lokale leven, los van de verwachtingen van passanten.
En natuurlijk nog zoveel andere plekken:
• een café (nog eentje?) in Fianarantsoa waar ik me thuis voel,
• het kleine marktje van Foulpointe (Mahavelona voor de Malagassiërs), ten noorden van Tamatave (Toamasina),
• de doorgangsstad Maevatanana, langs de Route Nationale 4